Geschreven voor Shortreads.nl
Wekenlang heb ik geoefend. Ik heb de lijken met eerbied behandeld. Ik heb ze gewassen als ware het mijn eigen moeder.
Vroeger blonk ik nooit echt ergens in uit. Mensen zeggen altijd dat dat is wat wij Japanners doen: uitblinken. Dat, of in sociaal isolement terecht komen. Hikikomori, we hebben er zelfs een naam voor. Die komen de deur niet meer uit, alleen voor een laatste ritje. Ons doodwerken of van een brug laten vallen, dat is waar we wereldwijd om bekend staan. Ik zou daar persoonlijk te laf voor zijn; er een einde aan te maken. Misschien mis je dan juist net het leukste stuk.
Het is een cliché, maar ik kijk tegen ze op. Tegen de mensen met hun ambities en talenten. Hoe ze op de televisie komen, hoe ze altijd overal mogen aanschuiven en hoe ze laten zien dat er meer is in het leven dan je dag in dag uit tot je pensioengerechtigde leeftijd het schompes te werken. Maar er zijn steeds meer oude mensen, en steeds minder jonge ambitieuzelingen. Tradities gaan mee het graf in, ik vind dat doodzonde. Er gaat zoveel cultuur verloren met de vergrijsde generatie die bezig is het sterfbed op te zoeken.
En daarom sta ik elke dag aan een RVS tafel mijn rituelen uit te oefenen. Dag in dag uit. De doden volgens hun eigen tradities in de pakken, te wassen, te aaien. Ik wrijf boze geesten en laatste gedachten die eventueel nog in het lijf blijven dolen weg. Ik maak ze klaar voor hun laatste reis. Ik heb iedereen die door mijn handen is gegaan met dezelfde overgave volledig volgens eeuwenoude tradities naar hun reinste allereindste gebracht.
Vandaag is het mijn kans om uit te blinken. Vandaag sta ik in een hal, middenin Tokio. Daar rechts naast het podium zit de jury, aan een lange tafel met klapbordjes voor hun neus. Een imposant uitziende man op leeftijd kijkt me over zijn bril terug aan. Ze zullen wel streng zijn. Maar ik kan dit, ik heb de afgelopen weken tientallen lijken gehad om het op te oefenen. En ik kreeg nooit commentaar.
Ik ben een van de 2000 dodenmeesters van Japan – Nokanshi, we hebben er zelfs een woord voor. Ik was, ik boen, ik wrijf en kleed aan, met zoveel ambitie en traditie dat de toeschouwers niet anders kunnen dan na de wedstrijd roepen: ‘Hier staat de allerbeste dodenmeester van Japan!’ De vakjury let erop of de lijken bewegen tijdens de rituelen. Dat is een fiks strafpunt. Ik zweet van de spanning, koel me aan het dode lijf op de tafel voor me.
En dan klinkt het startsein.