Uitgesproken op de tweede editie van Mensen Zeggen Dingen in de Ekko op 19-10-2016
Het begon een paar weken geleden. Het kwam zoals zo vaak, met een klein kwaaltje. Een pijntje dat niet leek te verdwijnen. De mensen die ik in mijn leven heb verloren kunnen het niet meer vertellen, maar als zij nu hier aanwezig waren zouden ze instemmend knikken. Het begint altijd met een klein zeertje.
Bij mij begon het met een dichtgeknepen keel. Een brok in het strottenhoofd dat nu en dan de kop opstak. Vooral in de nacht. Google, de immer zo vriendelijke raadgever, vertelde mij al dat dit niet veel goeds kon betekenen. Op zijn minst keelkanker, zo luidde zijn devies.
Mensen die een traumatische ervaring hebben meegemaakt beginnen een verhaal als deze vaak met een veelbetekenende observatie. “De zwarte wolken trokken dicht, ik had het toen al kunnen weten”, “De hond blafte die dag anders dan hij ooit had gedaan”, of “Mijn fiets was die morgen gestolen, dat was het voorteken van al het gruwelijks dat mij nog te wachten stond”.
In dit verhaal was het een Google zoekopdracht die mij zei: dit is niet pluis mevrouw. Een paar dagen later bleek inderdaad niets minder waar. Mijn linkerarm tintelde aan een stuk door, de druk op mijn borst verraadde een hartstilstand. Deze hartstilstand duurde al zeker drie dagen. Dit besef was opmerkelijk: ik had al lang moeten zijn bezweken aan deze aandoening.
Eenmaal bij de arts aangekomen werd het alles nog honderdmaal duidelijker dan ik ooit had kunnen verwachten. Geen mens had deze ziekte overleefd vertelde hij me, maar de uiteindelijke doodsoorzaak was zo uiteenlopend dat daarover weinig te zeggen viel. Het was in elk geval chronisch. Toen ze mij de naam van de ziekte waaraan ik lijd vertelde, moest ik even slikken. Om het dodelijke gezwel heen.
Hypochondrie. Een ziekte met een Griekse IJ in de naam, alsof het allemaal niet erger kon. Ik gaf de dokter maar geen hand bij het vertrek, ik wil niet nog een sterfgeval op mijn geweten hebben.
Ik heb het op mijzelf afgeroepen, heb een kort maar volledig leven geleefd. Ik heb gerookt, ik heb geproost, ik heb onveilig gevreeën. Lang had dit nooit goed kunnen gaan.
U bent vanavond mijn getuige, wanneer ik straks tegen de vlakte ga: ik wil droge cake en natte worstenbroodjes, veel meer dan dat wens ik niet. Als blijkt dat ik nog geen donor was en buiten de nieuwe regeling val, wees niet getreurd: waarschijnlijk kan er van mijn inhoud nog geen binnenband worden gedraaid. Ik hoop dat er nog vele Mensen Dingen zullen Zeggen, ook zonder mij. En die loodzware stoel die in mijn slaapkamer pronkt is voor mijn lief.