Deze column werd gepubliceerd in de dagkrant van Theaterfestival Boulevard (11-08-2014)
De lichtbak is uitnodigend; felgroen met geel en rood in het midden. Kruidvat staat er, de naam doet vermoeden dat ik een oorlogsdrama voorgeschoteld krijg. In de verte klinkt een muziekje, herkenbaar, inwisselbaar en leeg, maar wel zo een die de rest van de dag weigert uit je hoofd op te sodeflikkeren. Het commentaar is meteen bijtend: hier wordt aangetoond hoe het inhoudsloze als een parasiet in ons sluipt, totdat het ons volledig overneemt.
Het decor is wat druk naar mijn smaak, overal staan doosjes tandenstokers, potjes nachtcrème Vitamine E, pillen tegen haaruitval en lekker makkelijk ondergoed met goed veel elastiek. Het ruikt naar een scherpe mix van tandpasta en geurkaarsjes – leuke toevoeging. De kostuums van de personages laten geen twijfel bestaan over ieders rol: de in typische 2014-pakken gehulde mannen en vrouwen verbeelden de consument, het overdadig opgemaakte meisje in tijdloze polo moet doorgaan voor caissière. ‘Eerste Verkoopmedewerker,’ staat er op een bordje bij haar borst. Je vraagt je af of er ook iemand bestaat met de borst-titel ‘Allerallerlaatste Verkoopmedewerker. Maar echt.’
Al met al vond ik het een tikkeltje aan de lange kant. De bedenker hiervan heeft waarschijnlijk de vergankelijkheid van tijd willen laten ervaren, ik moest echter door een barrière van zaaddodende verveling heen om tot die kern te komen. Ook merkte ik duidelijk dat ik op een festival was. Het stoorde niet echt, maar het geluid van het straattheater drong onophoudelijk door. Vooral de man die gillend zijn bakjes aardbeien probeert te slijten op het plein speelde zijn rol met hoorbaar veel overtuiging. Het einde was ook niet echt duidelijk, dus ik ben maar uit mezelf gaan applaudisseren. De beveiligers verzochten mij vriendelijk de winkel te verlaten.
Boulevard, je loopt uit de hand. We zitten amper op éénderde en nu al zit het festival me volledig in mijn bloed. Hoe moet ik nou ooit nog normaal boodschappen doen?