Het meisje met de vegen op haar wangen, die de geur van vochtig mot met zich meedraagt, vroeg deze keer niet om een muntje, maar om een koffie. We haalden to go, wat ironisch voelde, en zetten ons op een parkbankje.
Het meisje met de vegen op haar wangen, die de geur van vochtig mot met zich meedraagt, vroeg deze keer niet om een muntje, maar om een koffie. We haalden to go, wat ironisch voelde, en zetten ons op een parkbankje.
Ze vroeg me: ‘waar heb je vannacht geslapen?’ Thuis, antwoordde ik. Niet lang genoeg, ik had een deadline. Zij sliep hier, op dit bankje. Er is een armleuning opgeschroefd, zodat ze er niet makkelijk languit op kan liggen, maar it beats de grond, zegt ze. En dat ze niet bij klanten wil blijven slapen.
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) worden dakloze mensen gedefinieerd als ‘mensen die slapen op straat, in portieken, gebruik maken van laagdrempelige opvang, of incidenteel van opvang bij vrienden of familie’, en tussen de 18 en de 65 jaar oud zijn én over een geldige verblijfsstatus beschikken. Eva is 17, en heeft die status niet. Officieel telt zij dus niet mee.
Voordat ik vannacht ging slapen stond ik in een queer club, in de straat die een vriend van me ‘de vaselinesteeg’ noemt. Diezelfde vriend stond naast me, in de DJ booth. We kennen elkaar omdat we allebei al sinds onze puberteit avonden organiseren. Of beter gezegd – nachten.
In de nacht ontdekten we wie we waren. We verdwenen als nachtdieren in de schaduw van dat felle daglicht waar we ons niet in herkenden. Ons was nooit verteld hoe dat moet, jezelf zijn in de volle zon. Dus zochten we het steeds meer op, de nacht werd thuis. Overdag renden we tussen het normalemensenpubliek en als de schemer viel, viel daarmee de last van onze schouders. We zagen onszelf liever in de spiegeltjes op de discobol dan in een badkamer. We trokken liever latex aan dan een maatpak. En als we niet te ver verdwenen, werden we er nog steeds beter in ook. We organiseerden de vetste feestjes in verlaten kerken, loodsen en onder bruggen. Met de beste nachtdieren in het veld: DJ’s, dragqueens, bizarre visuals en tattoo artists. Het was pas afgelopen als de M.E. binnenviel. Onze nachten duurden soms dagen lang.
Op Den Haag Centraal zijn de bankjes helemaal verwijderd, omdat er overlast wordt veroorzaakt door ‘dakloze EU-migranten’. De bankjes worden, armleuning en al, achter de OV-chipkaartpoortjes teruggeplaatst. De gemeente is nog in beraad over of er meer maatregelen getroffen moeten worden tegen de groeiende groep ‘overlastveroorzakers’, meldt het AD.
De vriend en ik spraken over de mensen die we in de loop der jaren verloren in de nacht. Pablo, die in een psychose wegraakte. Mara, die een overdosis nam. Anna, de sekswerker die plotseling verdween. Het Rijksmuseum had in die tijd een expositie over sekswerkers. De werken? Renoir, Degas, Manet. Ze schilderden allemaal ‘meisjes van plezier’.
Eva drinkt ‘gewone melk’ in haar cappuccino. ’s Nachts droomt ze over haar moeder, steeds weer dezelfde droom waarin ze elkaar achterna rennen in een oneindige bus. Maar meestal droomt ze niet. Is ze wakker, voordat er films tegen haar oogleden kunnen worden geprojecteerd.
Er zijn schilderijen, films, boeken, over meisjes zoals zij. Geschilderd met vegen, met kanten kousjes, een stukje bloot been. Over een rijke man die haar leven verandert, waarna ze shopt tot ze dropt en lange baden neemt.
De nachtdieren willen niet per se een morgen. Ze willen een allesverpletterend nu. Een nachtwandeling, een gesprek dat niet eindigt, een deinende massa, een flikkerend lichtje. Een tussenruimte. Een interventie van het doordravend later, waar iedereen zich zo ontzettend naartoe lijkt te werken.
Ze willen een schroefmachine, om de armleuningen mee van de bankjes te halen. Ze willen alles, ze willen het nu. Ze willen leren leven in flikkerend licht. Verliefd worden, de dropped beat in de buik voelen, de vreemdste figuren ontmoeten en weer verliefd worden. Geen deadlines maar baselines. Ze willen zich herkennen in de schilderijen. Ze willen op zijn allerminst meetellen.