Uitgesproken in talkshow Zzzzzondag in Stadsschouwburg Utrecht op 2-1-2022
Dit is een ode aan de crackling balls
De prisma sparklers, de face fountains, de grondbloemen
Het Bengaalse Vuur, de mad bats, de kraakstaaf, de surprise shooter en de anger twister
De fire stars, de sky memories, de color spectacles, de schwarzbomber en de Johnny Dangerous
Een ode aan de monster ride, de demonia, de missiles, de blue crystals en de golden sturm
De heavy titans, de dream catchers, de shaking shaggy, de dream shooters en glittering moments
Maar ook aan de mad bazooka’s, de shockmania, de Sharp shooters en de howling blasters
De shockmania extreme, de mega shock bulk en de ultra ultra mines.
Etcetera.
Een ode aan de stoere jongens en meisjes uit mijn klas die zelf, van de voetzoekers en de honderdduizendknallers, gillende keukenmeiden werden.
Een ode aan de schrik, de opluchting, de rook en de geur van zwavel en spanning in de lucht.
Een ode aan de lucht die oplicht, de ouders met de sigaretjes, de carbietschieters en de rotjesjochies.
Een ode aan het oude achter ons laten en vieren dat we weer een jaar verder zijn, aan de zuiverende werking van vuur, aan het verschrikken van de boze geesten.
De boze geesten die door de harde knallen, het felle licht en de geur van zwavel hun heil elders zoeken.
Alleen, nu lees ik steeds vaker, dat die boze geesten eigenlijk gewoon musjes zijn. Roodborstjes, ganzen, pimpelmeesjes, koolmeesjes, spreeuwen, merels, kraaien en kouwen.
En Fred, mijn ruwharige teckel. Die wordt dus ook verjaagd. Die is in alle staten, hapt om zich heen, durft al twee dagen de deur niet uit, kruipt met zijn snuit onder de bank als er een klap klinkt, jankt in zijn slaap.
Misschien moeten we een nieuwe ode:
Een ode aan het dier, aan het huisdier.
Het dier dat in de war is door het warme weer
Het dier dat probeert over te steken maar geen bloemetjes achterlaat
Het dier dat in winterslaap wil maar wacht op vorst aan de grond
Het dier dat alvast aan een nestje is begonnen in een dakgoot, of dat overwinterd in een ander land
Een ode aan de mus, de rat, de muskusrat,
Aan de reiger, en aan de slootbewoners onder zijn meneren-snavel
Aan het egeltje, de spreeuw en de eekhoorn, het konijn in zijn hol en het konijn op het balkon.
Aan de wendbaarheid van alles dat leeft, dat om ons heen buigt en beweegt.
Dat heeft geleerd eerst links en rechts te kijken
De trekvogels die ons wegennet uit hun hoofd kennen
De salamander die zijn eitjes legt in plastic zakjes in de sloot
De papegaaien die hebben leren blozen
De modderwesp, termiet, en de klifzwaluw die los van ons de boog uitvonden als noodzakelijk onderdeel bij de constructie van natuurstenen woonhuisjes
Of aan de termieten die aan tuinbouw doen
Die eetbare schimmels in hun termietenheuvels verbouwen, al tientallen miljoenen jaren langer dan wij
De bladsnijder-mieren die chemische gewasbescherming uitvonden
De dieren die onze huizen tot een thuis maken
Die onze tuinen beter bewonen dan wijzelf
De vlinders, die de lente aankondigen, en de vuurvliegjes die als elfjes door de nacht dansen
De herten aan de bosrand die wij blote reetjes mogen noemen.
Aan Fred, die als ik straks thuiskom zal doen alsof hij al die tijd op de mat op mij heeft liggen wachten, terwijl de bank nog warm is.
Dit is een ode, aan de dieren die óns beschermen tegen kwade geesten.