De vakanties herinner ik mij niet van de zon of het zoute zand op mijn huid. Ik herinner ze me als foto’s, als scene’s door mijn ouders beschreven en door hen geregisseerd. Een blauwdruk onder een blauwe hemel, gesealed in a-chronologische mapjes.
Ik weet nog dat ik met papa naar Madurodam ging. Nog nooit eerder gingen wij met zijn tweeën naar iets. Laat staan naar Madurodam.
Ik zat achterin, papa wist precies waar we naartoe moesten. De kaart van Nederland lag in de bijrijdersstoel. Ik was nog te klein om kaart te kunnen lezen. Mama kon dat wel, maar die zat niet meer in de bijrijdersstoel.
Vreemd, dat je kaarten kon lezen, terwijl het een tekening was en tekeningen bekeek je toch vooral. Ik kon best een kaart bekijken, dan zag ik lijntjes en groene vlakken en plaatsnamen van plekken waar we nog nooit naartoe waren gereden. En ik kon aanwijzen waar wij woonden, ongeveer. En waar papa woonde. Ik zat er dan altijd maar een heel klein beetje naast.
Ik had trek, papa zei dat ik in de koelbox mocht kijken. Thuis hadden we alleen een koelkast, maar dit was veel handiger. Handzamer ook. Als we die thuis zouden hebben zou ik overal en altijd iets te drinken kunnen pakken, en dan was het nog koud ook. Ik begreep eigenlijk niet waarom mensen nog koelkasten zouden hebben, als je ook een koelbox zou kunnen kopen. Het zal wel heel duur zijn.
Ik koos een eitje, papa wilde er ook een. Thuis hadden we nooit eitjes in de koelkast. Alleen eitjes die nog niet klaar waren. We pelden de eitjes, de schilletjes gingen in de asbak tussen papa en de kaart in.
Daarna zaten we aan een terrastafel in Madurodam, met koele boterhammen met allerlei beleg. We zaten in de schaduw, het was dus zomer. Ik vroeg wat het verschil was tussen een kauw en een merel. Ik kan me zijn antwoord niet meer herinneren, maar wel dat ik uitbundig heb geknikt en onder de indruk was, hij gaf een heel goed antwoord. Ik haal ze nu nooit meer door elkaar.