Dit gedicht gaat over mensen die een vleesvervangende kerst tegemoet gaan
We beginnen met een aperitief, misschien twee
Dan een koud voorgerecht van schaal, zonder dier.
Hierop volgt een warm voorgerecht: de vegetarische vleeslollies van verschillend formaat.
Waarna we aan de cabernet sauvignon beginnen,
want de volgende gang bevat gepocheerde lamsoor en wild kattenkruid.
Hierbij een zwaardere merlot, voor ome Mies twee tripeltjes.
Dan het hoofdgerecht: beenham van bietjes,
nu kunnen we pas echt aan de drank.
Voor ome Mies nog twee biertjes,
daarbij serveren we een rijke kaasplank,
Want veganisten mogen niet komen;
Een kerstdiner van alleen maar plant
en stukjes bomen,
is echt voor niemand wenselijk.
Ome Mies houdt zich staande aan het kookeiland,
Twee willekeurige kinderen slaan elkaar met een nepleverworst,
Luid kabaal gaat hiermee gepaard.
Oma wil graag naar huis en fluistert;
Vies he, worteltjestaart?