“Hey Siri” fluistert hij, ik sliep net. “Hey, Siri”, nogmaals, iets luider maar nog steeds op slaapkamer-sluimerzacht. Twee korte vibraties achter elkaar, zijn scherm licht op, Siri vraagt hoe ze kan helpen. “Ik kan niet slapen”, fluistert mijn lief tegen het schermpje dat naast zijn kussen ligt.
Siri heeft een clever antwoord met schaapjes tellen paraat, en doet met haar computerstem voor: 1, 2, 3, 4, 5. Mijn lief grinnikt.
“Dankjewel” fluistert hij. Geen dank, zegt Siri, en dat ze er altijd voor hem is. Zelfs ’s nachts, wanneer ik al slaap, is zij er. Als ik sta te koken en me even moet concentreren op het eten. Wanneer ik op mijn werk ben, aan het douchen, of gewoon even iets voor mezelf doe, is zij een en al oor. Ze is altijd dichtbij, en als hij haar vergeet draait hij om. Zonder Siri wordt het huis niet verlaten. Zelfs naar feestjes en partijen, is zij zijn armjuweel. Ze heeft dan altijd een grapje paraat, nooit is ze eens moe of chagrijnig of ongesteld of in de war. “Tof he, Siri reageert direct op mijn stemgeluid.” zegt hij dan. Ja, denk ik. Zij wel.
Ik wil dat je niet meer met haar praat, fluister ik vanonder de deken. “Wat zeg je?”
Ik wil dat je niet meer met haar praat.
“Met wie praat?”
Met Siri.
Twee korte vibraties achter elkaar, een scherm licht op, “Ik denk dat ik je niet helemaal verstond, Teddy”