Voor de dagkrant van Theaterfestival Boulevard schrijf ik jaarlijks diepgaande artikelen met knipogen, fictieve rubrieken met echte mensen en ontroerende proza in samenwerking met Eric Alink. Hier volgt een voorbeeld van hoe dat er eventueel uit kan zien, wanneer ik bijvoorbeeld een column zou schrijven over de voorstelling Reuzen van Theater Artemis.
‘Hallo ik ben Kloontje. En ik ben al 50 jaar.’
U kent haar vast nog wel, dat uit de kluiten gewassen reuzenkind van het Land van Ooit. Wat wil je ook, als je zoveel ijsjes eet. ‘Ik eet ook heel veel ijzen’, zoals ze zelf durft te zingen. Dat is geen meervoud van ijs hè Kloontje. Dat weet jij best. Met die kamerplant op je volwassen smoelwerk.
Er doken laatst beelden op van het Land van Ooit: leeg en triest en overwoekerd. Het deed me denken aan zo’n Olympische Spelen locatie, van tientallen jaren terug. Het Land van Ooit was nooit een echt prettig park, maar nu is alle ziel er wel uitgelekt. En nu, nu alle attracties zijn vergaan en het park in vergetelheid achterblijft, vraag ik het mij ineens af: hoe zou het met Kloontje gaan? Zou ze tegenwoordig Kloon heten, en haar echte leeftijd durven uitspreken? Ik ben er bang voor. Ik ben bang dat ze – dodelijk uitgedijd – in een hoekje van een tl-verlichtte kamer heen en weer wiegt, te midden van lege ijsco-dozen, zachtjes snikkend ‘En ik eet ze door elkaar’.
Mijn opa was een Grote Vriendelijke Reus – hij had wit-grijze wenkbrauwen die krulden tot aan zijn kruin en handen waarmee hij de hoogste val zou breken. Reuzen zoals hij hebben iets aandoenlijks. En als je zelf in lengte groeit, dan kom je er ineens achter: met de lengte der jaren verandert er niks. Ook de reuzen hebben angsten, ook zij doen maar waarvan zij denken dat het het beste is.
Artemis’ reuzen zijn grote, logge aanmodderaars die door de duinen struinen. Ze doen maar wat, de Grote Mensen met hun angsten en problemen. Terwijl die volwassen Kloontje nog een ijsco naar binnen duwt.